• Eerlijke inschatting
  • Enkel ervaren verkeersstrafrechtadvocaten
  • Snelle werkwijze
  • Voordeligste tarief

Tegenonderzoek bij alcoholonderzoek

Artikel 11 lid 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer regelt dat onmiddellijk na het vernemen van het resultaat van de ademanalyse, de verdachte kan verzoeken om een tegenonderzoek. Dit onderzoek wordt voor rekening van de verdachte verricht in de vorm van een bloedproef of bij medische bezwaren een vervangende urineproef. De bloedproef is op dit moment als tegenonderzoek het meest doelmatig en biedt de verdachte de meest objectieve vorm van tegenonderzoek.

Wijzen op recht tegenonderzoek

Sinds 1 juli 2017 is de politie verplicht om een verdachte te wijzen op het recht om een tegenonderzoek te laten verrichten. Artikel 11 van het Besluit bepaalt dienaangaande:
De opsporingsambtenaar deelt het resultaat van het ademonderzoek direct aan de verdachte mede en wijst hem,(..) erop dat hij het recht op tegenonderzoek heeft."

De verdachte moet dan wel direct kenbaar maken dat hij gebruik wil maken van dat recht op een tegenonderzoek.

In HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:92 heeft de Hoge Raad expliciet bepaald dat het recht op een tegenonderzoek behoort tot de strikte waarborgen waarmee het alcoholonderzoek is omkleed:

"Genoemd art. 11, tweede lid, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer houdt - kort gezegd - in dat in geval van een ademonderzoek de opsporingsambtenaar het resultaat van het ademonderzoek direct aan de verdachte mededeelt en hem, indien het ademonderzoek het vermoeden bevestigt dat het alcoholgehalte in zijn adem hoger is dan op grond van de toepasselijke wet is toegestaan, erop wijst dat hij het recht heeft op een tegenonderzoek. Het Hof heeft geoordeeld dat de verplichting tot mededeling van dat recht op een tegenonderzoek moet worden gerekend tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede en derde lid, WVW 1994 is omringd. Dat oordeel is juist. Anders dan het middel - in navolging van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof ingenomen standpunt - betoogt, is art. 359a Sv hier niet van toepassing."

> Verplichting om te wijzen op recht op tegenonderzoek
> Gevolgen bij niet wijzen op tegenonderzoek

Aanvragen tegenonderzoek

De aanvraag van het tegenonderzoek verschilt per procedure. Het is belangrijk dat u de juiste regels bij de juiste procedure volgt, want anders loopt u het risico dat u later de uitslag van het bloedonderzoek niet meer kunt aanvechten.

1. Aanvraag tegenonderzoek na ademanalyse
Bij de ademanalyse, moet u direct nadat de verbalisant de uitslag van de ademanalyse aan u meedeelt het tegenonderzoek aanvragen. De verbalisant moet u dus ook wijzen op dit recht. Zodra hij dit doet, kunt u meteen aangeven dat u gebruik wenst te maken van de mogelijkheid van het tegenonderzoek. De verbalisant zal dan voor u regelen dat er een arts of verpleegkundige naar het politiebureau komt voor een bloedafname. U dient dan wel de kosten voor de bloedafname direct af te rekenen. Voor het verloop van het tegenonderzoek na de ademanalyse, wordt verwezen naar de volgende paragraaf.

> Meer informatie tegenonderzoek na ademanalyse

2. Aanvraag tegenonderzoek na bloedonderzoek

Wanneer u geen ademanalyse hebt gehad, maar meteen een bloedonderzoek (om bijzondere geneeskundige redenen of omdat het blazen niet lukte), heeft er al een bloedafname plaatsgevonden, dus dat hoeft dan niet meer opnieuw te gebeuren. Hierbij zijn er, als het goed is gegaan, twee buisjes bloed afgenomen en naar het NFI gestuurd. U krijgt de uitslag van het bloedonderzoek thuis gestuurd. U kunt zelf beslissen of hij een tegenonderzoek wilt laten uitvoeren. Indien u dat wenst, dient u voor dat onderzoek op grond van artikel 19, derde lid, een bedrag te betalen aan het laboratorium dat het onderzoek zal uitvoeren. Indien hij die verplichting niet binnen twee weken nakomt, vervalt op grond van het vierde lid van artikel 19 het recht op tegenonderzoek. U bepaalt zelf of hij het resultaat van het tegenonderzoek in zijn strafzaak inbrengt.

> Meer informatie tegenonderzoek na bloedonderzoek
> Meer informatie aanvragen tegenonderzoek na bloedonderzoek

Werkwijze tegenonderzoek na ademanalyse

Het tegenonderzoek vindt in beginsel plaats in de vorm van een bloedonderzoek, en dus ook volgens de regels van het bloedonderzoek. Wanneer u vraagt om een tegenonderzoek, dan zal de opsporingsambtenaar een arts moeten waarschuwen. Indien de verdachte te kennen geeft zelf een arts te willen uitkiezen, dan dient dit verzoek in beginsel te worden gehonoreerd. De verdachte neemt vervolgens contact op met de arts van zijn keuze, waarbij de eis wordt gesteld dat dit niet mag leiden tot onredelijke vertraging van het onderzoek. De door de verdachte gekozen arts zal dan ook moeten aangeven of hij naar verwachting binnen een uur aanwezig zal kunnen zijn. Kan hij deze toezegging niet doen en blijft de verdachte bij zijn verzoek om een tegenonderzoek,  dan zal de opsporingsambtenaar van zijn kant een arts waarschuwen. De arts komt naar het politiebureau om daar de verdachte door middel van een venapunctie de vereiste hoeveelheid bloed af te nemen.

Kosten tegenonderzoek

De kosten van het tegenonderzoek bij ademanalyse, te weten die van de arts, van het onderzoek door het NFI en van het bloedblok komen voor rekening van de verdachte. De verdachte dient - voordat de arts wordt gewaarschuwd -, de kosten van het bloedblok en van de arts op het politiebureau te voldoen. De kosten van het onderzoek door het NFI dienen binnen zes weken na de bloedafname aan het NFI te worden voldaan. Pas nadat ook deze kosten zijn voldaan, gaat het NFI tot het onderzoek over. Hier kan worden aangesloten bij het arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 1983, NJ 1984, 97 waarin werd bepaald dat het resultaat van de eerste bloedproef voor het bewijs wel mocht worden gebruikt, omdat de verdachte niet tijdig een financiële regeling had getroffen en het daardoor aan zichzelf had te wijten dat het tegenonderzoek (bij bloedproef) niet had plaatsgevonden. De verdachte die dus niet voldoet aan de voorwaarde van betaling van alle kosten binnen de gestelde betalingstermijn, bereikt daarmee dat het bloedproefresultaat of het resultaat van de ademanalyse zondermeer voor het bewijs kan worden gebruikt (LJN: AV1150, Hoge Raad, 21 maart 2006). Het NFI zal na de betalingstermijn van zes weken na afname van het bloed bij het uitblijven van een betaling het bloedmonster vernietigen.

Voor het tegenonderzoek moeten de volgende kosten worden betaald:

  1.  voor het gebruik van de in bedoelde monsterbuisjes, alsmede de bedoelde sluitzegel en verpakking;
  2. voor het afnemen van bloed door de arts
  3. voor het onderzoek naar het alcoholgehalte van het bloed door het NFI.

Het verschuldigde bedrag voor de bloedafname, bedoeld in artikel 11, derde lid, onder b, van het Besluit, ten behoeve van een tegenonderzoek bedraagt € 62 indien het afnemen van het bloed door een arts of verpleegkundige geschiedt in de periode van 8.00 uur tot 18.00 uur en € 81 indien het afnemen geschiedt in de periode van 18.00 uur tot 8.00 uur of in de periode van 18.00 uur vrijdagavond tot 8.00 uur maandagochtend.
Voor de verzending van het buisje met bloed bestemd voor het tegenonderzoek naar het gehalte van alcohol en naar het gehalte van een of meer van de in artikel 2 van het Besluit aangewezen stoffen of een andere stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn de in bijlage 3 opgenomen kosten verschuldigd. (zie artikel 8 van de Regeling alcohol, drugs, en geneesmiddelen in het verkeer)

Belangrijk is dat de arts pas mag worden gebeld voor de bloedafname nadat de verdachte de kosten heeft betaald.
Vervolgens dient de verdachte - eenmaal thuis - de kosten aan het NFI te betalen. Deze kosten moeten binnen 6 weken na de afname van het bloed betaald zijn.  Pas na betaling van dit bedrag voert het laboratorium het tegenonderzoek uit. Bepaling van het alcoholgehalte zal dus niet eerder geschieden dan nadat het door de politie opgegeven bedrag is gestort op bankrekening 192325701 t..n.v. Nederlands Forensisch Instituut, Laan van Ypenburg 6, 2497 GB Den Haag.

De verdachte krijgt vaak de volgende mededeling uitgereikt:
"Op bijgaand formulier ten behoeve van de afname van een bloed-/urinemonster is van de daarop vermelde verdachte een bloed-/urinemonster afgenomen door een arts in aanwezigheid van een opsporingsambtenaar. Deze bloed-/urineafname vond plaats op verzoek van de verdachte, die daartoe de bedoelde arts opdracht heeft verstrekt. Het bloed-/urinemonster is overeenkomstig het bepaalde in de regeling bloed-/urineonderzoek gewaarmerkt, verpakt en voorzien van een genummerd en op naam gesteld identiteitszegel. Dit monster is verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut. De bepalingen van het alcoholgehalte in dit monster zal niet eerder geschieden dan nadat door de opdrachtgever een bedrag van EUR 91,00 is overgemaakt op NL28INGB0705005410 ten name van: Nederlands Forensisch Instituut Postbus 24044 2490 AA Den Haag
Verdachte is medegedeeld dat betaling van het bovenvermelde bedrag binnen zes weken na afname van het monster dient te geschieden. Bij het uitblijven van betaling zal na deze periode het monster worden vernietigd. De uitslag van het alcoholonderzoek zal door het Nederlands Forensisch Instituut zo spoedig mogelijk aan de verdachte worden medegedeeld"

De verbalisant moet de verdachte wel juist informeren over de kosten van het tegenonderzoek. In een strafzaak waarbij werd aangenomen dat de verbalisant had verteld dat de kosten voor een tegenonderzoek € 500,00 bedroegen, leidde dit tot een niet geldig resultaat van de ademanalyse omdat op deze manier de verdachte een tegenonderzoek was verhouden ( LJN: AA6304, Hoge Raad, 27 juni 2000).

Gevolgen bij niet verrichten of fouten tegenonderzoek

Wanneer de verbalisant heeft vergeten om een tegenonderzoek aan te bieden, of wanneer er wel een tegenonderzoek is gevraagd maar niet is verricht dan wel dat er fouten zijn gemaakt bij de uitvoering van het tegenonderzoek.

Als het tegenonderzoek niet is verricht of daarmee fouten zijn gemaakt, dan kan niet langer worden gesproken van "een onderzoek" als bedoeld in art. 8, tweede lid onder b, WVW 1994. Het is vaste jurisprudentie dat dit alleen kan indien alle waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd (vgl. HR 16 februari 1982, NJ 1982/385). Zijn belangrijke voorschriften niet juist nageleefd, zoals ook het recht op een tegenonderzoek, dan heeft dit tot gevolg dat het resultaat van het bloedonderzoek niet bruikbaar is voor het bewijs. Het gaat immers hierbij om vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek waarop artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is (HR 11-10-2011 LJN BR3043). De resultaten van het onderzoek mogen daarom bij niet naleving van de strikte waarborgen niet tot het bewijs worden gebezigd. Vrijspraak dient dan te volgen. Enkele voorbeelden:

  • Ondanks herhaald verzoek geen tegenonderzoek verricht (Rechtbank Amsterdam, 21 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:8491)
  • Niets gedaan met verzoek tegenonderzoek (Gerechtshof Den Bosch van 21 november 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4866)

Het belang van het tegenonderzoek wordt nog eens onderstreept in een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, 16 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2124):
“Deze verplichting heeft kennelijk en begrijpelijkerwijs ten doel om de verdachte de mogelijkheid te bieden de door hem betwiste uitslag aan de mogelijkheid van herziening te onderwerpen. Tegen de achtergrond van het voorgaande hadden de opsporingsambtenaren in de uitdrukkelijke betwisting door de verdachte van de uitslag van de ademanalyse aanleiding behoren te vinden zich ervan te vergewissen of de verdachte met die betwisting heeft bedoeld de wens kenbaar te maken dat een tegenonderzoek op de ademanalyse zou worden verricht. Nu het proces-verbaal dienaangaande niets inhoudt, moet ervan worden uitgegaan dat de desbetreffende opsporingsambtenaren zijn tekortgeschoten in hun onderzoeks- en informatieplicht. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om de uitslag van het onderzoek op juistheid te doen toetsen en zo nodig te doen herzien, een verzuim dat thans niet meer hersteld kan worden.
Gelet op het belang van de voormelde onderzoeks- en informatieplicht, de ernst van het verzuim en het daardoor voor de verdachte veroorzaakte nadeel, dient het proces-verbaal voor wat betreft het resultaat van het ademonderzoek van het bewijs te worden uitgesloten.”

Belangrijk is nog om vast te stellen dat het hier niet gaat om een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv. Een nadeel hoeft niet te worden aangetoond. In die zin is de uitspraak van het hof Amsterdam niet helemaal juist, maar in de kern raakt het wel het belang dat hier centraal staat. Het gaat hier om een schending van de waarborgen van het alcoholonderzoek en dat moet bewijsuitsluiting tot gevolg hebben.

TIP

Wij adviseren onze cliënten altijd om een tegenonderzoek aan te vragen, al is het alleen al vanwege de vertraging die dit met zich meebrengt. Deze vertraging kan zo maar betekenen dat er in de tussentijd net voldoende alcohol wordt afgebroken, waardoor u net onder de grens valt voor invordering van het rijbewijs of het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid door het CBR.

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden