• Eerlijke inschatting
  • Enkel ervaren verkeersstrafrechtadvocaten
  • Snelle werkwijze
  • Voordeligste tarief

Lagere straf vanwege recidiveregeling alcohol

Het gaat in de onderhavige zaak naar de kern genomen om het antwoord op de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van een verdachte ter zake van een gedraging – in dit geval het rijden onder invloed van alcohol – indien op voorhand vaststaat dat als gevolg van een eventuele strafrechtelijke veroordeling ter zake van deze gedraging op grond van art. 123b WVW het rijbewijs van verdachte van rechtswege zijn geldigheid verliest. Aangezien art. 68 Wetboek van Strafrecht op het onderhavige geval niet van toepassing is, heeft de verdediging een beroep gedaan op het aan deze wettelijke bepaling ten grondslag liggende beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit. Het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging zal daarom in de sleutel van dit ne bis in idem-beginsel worden beoordeeld, in welk verband de toepassing van art. 123b WVW als een op zichzelf staande rechtshandeling wordt beschouwd, in het bijzonder als de intrekking van een vergunning. Uiteindelijk verklaart het gerechtshof het OM niet niet-ontvankelijk, maar wordt er wel in grote mate in de strafmaat rekening gehouden met deze verstrekkende gevolgen van de recidiveregeling alcohol. Aan de verdachte wordt slechts een geheel voorwaardelijke rijontzegging en een voorwaardelijke geldboete opgelegd (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 30 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1464). De Hoge Raad heeft dit inmiddels bevestigd in HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2350.

Casus: tweede keer gereden onder invloed van alcohol > 570 ug/l.

Vast staat dat de verdachte voor de tweede keer heeft gereden onder invloed van alcohol, waarbij het alcoholgehalte meer dan 570 ug/l. bedroeg. Het ging bij de tweede aanhouding om een alcoholgehalte van 625 ug/l.

Wettelijk kader recidiveregeling alcohol

Het volgende wettelijk kader is van toepassing bij de recidiveregeling alcohol

Art. 123b Wegenverkeersweg 1994:
“1. Onverminderd de artikelen 123, eerste lid, en 123a verliest een rijbewijs zijn geldigheid voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven en voor de resterende duur van de geldigheid, indien de houder bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, is veroordeeld wegens overtreding van:
a. artikel 6, voor zover de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in:
1°. artikel 8, eerste lid, dan wel voor zover de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid;
2°. artikel 8, tweede, derde of vierde lid, en het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht dan wel het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 1,3 milligram alcohol per milliliter bloed, dan wel voor zover de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid;
3°. artikel 8, vijfde lid, dan wel voor zover de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, zesde, achtste of negende lid;
b. artikel 8, eerste lid;
c. artikel 8, tweede, derde of vierde lid, indien het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht dan wel het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 1,3 milligram alcohol per milliliter bloed;
d
. artikel 8, vijfde lid, of
e. artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid,
een en ander voor zover ten tijde van het begaan van het strafbare feit nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de houder als bestuurder van een motorrijtuig onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van
1°. artikel 6, voor zover de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid, dan wel voor zover de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid,
2°. artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid,
3°. artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid.
2.Voor de toepassing van het eerste lid wordt een strafbeschikking met een veroordeling gelijkgesteld.”

Wetsgeschiedenis recidiveregeling alcohol

De wetsgeschiedenis met betrekking art. 123b WVW houdt onder meer het volgende in gelet op aanvaarding van het amendement Kamerstukken II 2005/06, 30324, nr. 12 (amendement Wolfsen/Weekers):

Deze leden zijn van mening dat wie eenmaal is veroordeeld voor een ernstig verkeersdelict als gewaarschuwd mens geldt. Recidive binnen vijf jaren rechtvaardigt het ernstige vermoeden dat hij ongeschikt is motorrijtuigen te besturen. Het is dan aan hem om aan te tonen dat hij desondanks geschikt is voor verkeersdeelname (Kamerstukken II 2005/06, 30324, nr. 6, p. 4 (kritiek Wolfsen op oorspronkelijke wetsvoorstel)

Het rijbewijs van recidivisten [zou] eigenlijk gewoon altijd van rechtswege ongeldig […] moeten worden verklaard na een tweede onherroepelijk afgedane strafzaak. Die mensen moeten gewoon van de weg af, ongeacht de hoogte van de straf. Mazzel in een strafzaak – de rechter kan soms terecht rekening houden met persoonlijke omstandigheden en een lagere straf opleggen – mag er niet toe leiden dat het onveilig blijft op de weg (Handelingen II 2006/07, 11-709 (Wolfsen), vgl. Handelingen II 2006/07, 19-1416 (Weekers)

Dit betekent dat de vraag zal worden gesteld, en naar ik vrees ook bevestigend zal worden beantwoord, of dit voorstel niet eigenlijk neerkomt op een minimumstraf. Je kunt daarvan uiteraard een andere benadering hebben, maar in de gebruikelijke benadering van de gevolgen van rechterlijke uitspraken is toch zo’n doorkoppeling naar de bestuursrechtelijke gevolgen iets dat in ieder geval in de beleving van de betrokkene zal worden ervaren als een automatisme waarbij een bepaald gevolg intreedt. De minimumstraf is een slagje anders omdat dit een verplichting is, maar voor de burger komt het eigenlijk op hetzelfde neer. Het zal hem waarschijnlijk betrekkelijk koud laten of een beslissing van de rechter uit de wet voortvloeit, of dat een rechter verplicht is iets te beslissen. (vHandelingen II 2006/07, 19-1418 (minister Hirsch Ballin)

De leden van de CDA-fractie konden uit de stukken niet geheel eenduidig afleiden of in het gewijzigde wetsvoorstel van een minimumstraf is afgezien. Zij vroegen of ik hun lezing kan bevestigen dat de rijbewijssanctie in het gewijzigde wetsvoorstel niet langer als straf is vormgegeven. Ik beantwoord deze vraag als volgt. Het rechtsgevolg van ongeldigheid van het rijbewijs wordt door de recidiveregeling die het wetsvoorstel beoogt te introduceren, verbonden aan een tweede onherroepelijke strafrechtelijke afdoening voor de onder die regeling vallende verkeersdelicten. Hoewel dat rechtsgevolg, naar deze leden elders in het voorlopig verslag aangaven, in sterke mate met de daaraan voorafgegane, tweede strafrechtelijke afdoening is verbonden, gaat het naar mijn oordeel om de navolgende redenen niet om een strafrechtelijk, maar om een bestuursrechtelijk rechtsgevolg. Het rijbewijs kan worden beschouwd als een vergunning die slechts wordt afgegeven aan een persoon die heeft aangetoond over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid te beschikken. Op het moment dat deze persoon herhaaldelijk met drank op achter het stuur zit, kan ervan worden uitgegaan dat hij niet meer aan de eisen voldoet voor de vergunning. Daardoor ontvalt de grond aan zijn vergunning om een motorrijtuig te besturen. Hoewel het bestuursrechtelijke rechtsgevolg van verlies van geldigheid van het rijbewijs door betrokkene als een straf kan worden ervaren, is van beoogde bestraffing echter geen sprake, en dus evenmin van een minimumstraf. Een en ander stelt overigens wel grenzen aan de verkeersdelicten waarmee de regeling in de toekomst zou kunnen worden uitgebreid, welke uitbreiding thans, naar hierboven aan de orde kwam, in voorbereiding is. Het herhaaldelijk begaan ervan zal de veronderstelling dat betrokkene niet geschikt is voor verkeersdeelname moeten kunnen rechtvaardigen (Kamerstukken I 2007/08, 30324, nr. C, p. 3; vgl. Handelingen I 2008/09, 4-180 (minister Hirsch Ballin).

In de discussie die tot dit wetsvoorstel heeft geleid, heeft echter steeds de politieke wens voorgelegen, om bij het herhaaldelijk begaan van ernstige verkeersdelicten te voorzien in een automatische rijbewijssanctie. In de thans geldende vorderingsprocedure is het ongeldig worden van het rijbewijs geen automatisme, maar vergt een bestuursbesluit dat is gebaseerd op een daaraan voorafgaand onderzoek, terwijl tegen het besluit bezwaar en beroep openstaat. Een automatische rijbewijssanctie verdraagt zich echter lastig hiermee (Kamerstukken I 2007/08, 30324, nr. C, p. 5.)

Denkbaar is overigens dat de strafrechter in het kader van de veroordeling die tot het ongeldig worden van het rijbewijs leidt, bij het opleggen van een vermogenssanctie rekening houdt met de omstandigheid dat de verdachte straks zijn rijbewijs verliest en kosten moet maken bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs. (Kamerstukken I 2007/08, 30324, nr. C, p. 5-6.)

Geen dubbele vervolging ondanks recidiveregeling alcohol

Naar het oordeel van het hof bestaat weliswaar een sterke gelijkenis tussen de strafrechtelijke vervolging in het onderhavige geval en de procedure die – volgend op een eventuele veroordeling – leidt tot verlies van geldigheid van het rijbewijs ex art. 123b WVW, maar bestaat tevens tussen deze procedures een zodanig nauwe samenhang dat beide procedures moeten worden beschouwd als één samenhangende reactie. Dergelijke samenhang bestaat te meer, nu het hof bij de strafoplegging zal betrekken dat het rijbewijs van verdachte op grond van genoemde bepaling zijn geldigheid zal verliezen. Dat betekent dat het aan art. 68 Wetboek van Strafrecht ten grondslag liggende beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit in onderhavige zaak niet is of zal worden geschonden.

Ten overvloede wijst het hof nog op het volgende. In lijn met het verweer van de verdediging heeft het hof in het voorgaande het verlies van geldigheid van een rijbewijs ex art.123b WVW beoordeeld als op zichzelf staande rechtshandeling en procedure, in het bijzonder als de (punitieve) intrekking van een vergunning. In de wetsgeschiedenis van art. 123b WVW is de toepassing van deze bepaling evenwel diverse malen als minimumstraf geduid. Aldus benaderd, is de toepassing van art. 123b WVW niet een op zichzelf staande rechtshandeling of procedure, maar van rechtswege een onderdeel van de strafoplegging door de strafrechter. In een dergelijke benadering kan een op het ne bis in idem-beginsel gestoeld verweer vanzelfsprekend niet slagen, aangezien van (op elkaar volgende of samenlopende) dubbele vervolging of bestraffing voor hetzelfde feit is dan geen sprake is.

Wel lagere straf vanwege recidiveregeling alcohol

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Bij de beoordeling van de zaak wordt ervan uitgegaan dat:

  • verdachte beschikt over alle rijbewijzen, inclusief een ‘groot’ rijbewijs;
  • verdachte een vriendin heeft, die woont aan de grens tussen Luxemburg en België en bezig is om haar huis te verbouwen, bij welke verbouwing verdachte hulp biedt door met een vrachtwagen bouwmaterialen te vervoeren;
  • verdachte bij het verslepen van zijn boot een vrachtwagen gebruikt;
  • verdachte zijn vriendin helpt door haar met de auto van en naar het ziekenhuis te vervoeren;
  • verdachte een pensioenuitkering ontvangt van circa € 1.350,00 netto per maand;
  • verdachte met behulp van kluswerkzaamheden aanvullend inkomen verwerft, onder meer door gebruik te maken van een voertuig met aanhanger en soms van een vrachtwagen;
  • verdachte ter zake van het ten laste gelegde reeds een cursus Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) heeft gevolgd en afgerond, hij de kosten van deze cursus, groot € 870,00, zelf heeft betaald;
  • blijkens hem betreffende Justitiële Documentatie d.d. 2 februari 2018, tegen verdachte op 28 september 2011 een strafbeschikking is uitgevaardigd ter zake van – kort gezegd – rijden onder invloed begaan op 21 juli 2011, welke strafbeschikking onherroepelijk is geworden en is geëxecuteerd.

Het hof heeft voor het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden alsmede op de vervolgingsrichtlijnen van het openbaar ministerie. Bij recidivisten van het rijden onder invloed met een alcoholgehalte van 625 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht wordt het opleggen van een geldboete ter hoogte van € 750,00 en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van 6 maanden geïndiceerd.

Het hof ziet evenwel in de omstandigheid dat het rijbewijs van verdachte ingevolge artikel 123b van de Wegenverkeerswet zijn geldigheid verliest uitdrukkelijk aanleiding om de op te leggen straf te matigen en geheel voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht het hof oplegging van een voorwaardelijke geldboete van € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis en – mede uit het oogpunt van bescherming van de verkeersveiligheid – een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden, passend en geboden. Het hof heeft hierbij gelet op de financiële draagkracht van de verdachte zoals dit aan de orde is gesteld tijdens de terechtzitting in hoger beroep. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

De Hoge Raad heeft dit inmiddels bevestigd in HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2350.

< Terug naar Meer informatie rijden onder invloed
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden