• Eerlijke inschatting
  • Enkel ervaren verkeersstrafrechtadvocaten
  • Snelle werkwijze
  • Voordeligste tarief

Criterium bij inhouding rijbewijs; wettelijk vermoeden recidivegevaar, tenzij bijzondere omstandigheden of klemmende redenen

Bij inhouding van het rijbewijs geldt het volgende criterium dat door de rechter bij een klaagschriftprocedure moet worden toegepast:

“Art. 164 WVW 1994 moet aldus worden uitgelegd dat in de gevallen waarin op grond van het tweede lid van genoemde bepaling het rijbewijs is ingevorderd, steeds sprake is van een wettelijk vermoeden van recidivegevaar ter zake van die gevallen en dat de officier van justitie bijgevolg in dergelijke gevallen bevoegd is dat rijbewijs onder zich te houden, tenzij gelet op bijzondere omstandigheden toch niet gezegd kan worden dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van herhaling, en behoudens klemmende redenen om van die maatregel af te zien (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0743, NJ 1997/548).”, vlg HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:538

Wettelijk kader

Art. 164 WVW 1994 zoals dat met ingang van 1 juni 2011 is komen te luiden als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet van 24 oktober 2008, Stb. 433. Vóór de genoemde datum bestond er verschil tussen de gevallen waarin de politie op grond van art. 164 lid 2 WVW 1994 verplicht was het rijbewijs in te vorderen en de gevallen waarin de officier van justitie op grond van art. 164 lid 4 WVW 1994 vervolgens bevoegd was het rijbewijs in te houden. Kort gezegd kwam het erop neer dat voor de inhouding een hoger alcoholpromillage (namelijk 1,8 promille) en hogere overschrijding van de maximumsnelheid (namelijk met 70 km/uur) was vereist dan het promillage en de snelheidsoverschrijding die grond opleverden voor de verplichte invordering (namelijk 1,3 promille respectievelijk 50 km/uur). Dat verschil is als gevolg van de wetswijziging verdwenen. Het vierde lid van art. 164 WVW 1994 luidt thans als volgt:
“De ingevorderde bewijzen worden tegelijk met het proces-verbaal onverwijld opgezonden aan de officier van justitie. In de gevallen bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b, d, of e, of indien op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan, is de officier van justitie bevoegd de ingevorderde bewijzen onder zich te houden totdat de strafbeschikking onherroepelijk is geworden, de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij die strafbeschikking of uitspraak de bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen onvoorwaardelijk is ontzegd, tot het tijdstip waarop de ontzegging is verstreken.”

Toelichting wetsgeschiedenis inhouding rijbewijs

Van belang in dit kader is ook de toelichting bij de wetsgeschiedenis voor de inhouding van het rijbewijs.  In de MvT op het wetsvoorstel dat leidde tot de Wet van 24 oktober 2008, Stb. 433 wordt de wetswijzing als volgt toegelicht:

“In hun advies pleiten het CPG en de RHC ervoor om in artikel 164, vierde lid, WVW 1994 dezelfde overschrijding van de maximumsnelheid en dezelfde alcohollimiet op te nemen als in artikel 164, tweede lid, WVW 1994. Nu is het zo dat voor de inhoudingsbevoegdheid van de officier van justitie een hogere grens geldt dan voor de invorderingsplicht van de politie. Met deze adviesorganen kan worden vastgesteld dat het onwenselijk is dat er gevallen zijn waarin de politie moet invorderen, terwijl de officier van justitie niet de bevoegdheid toekomt tot inhouding, en het rijbewijs dus moet teruggeven. De officier van justitie mag, zo wordt in dit onderdeel voorgesteld, overeenkomstig de invorderingsplicht voor de politie, gaan inhouden bij rijden onder invloed van een alcoholgehalte vanaf 1,3 promille voor de ervaren bestuurder, en vanaf 0,8 voor de beginnende bestuurder, en bij snelheidsovertredingen vanaf vijftig kilometer per uur te hard.
Ten opzichte van de bestaande situatie houdt de wijziging die in dit onderdeel wordt voorgesteld louter en alleen in, dat de inhoudingsbevoegdheid van de officier van justitie wordt uitgebreid tot die gevallen van rijden onder invloed van alcohol en grove snelheidsovertredingen, waarin de politie op basis van artikel 164, tweede lid, WVW 1994 verplicht is om het rijbewijs in te vorderen. Het inhouden van het rijbewijs kan alleen op grond van recidivegevaar. Het wettelijk vermoeden dat daarvan sprake is bij rijden onder invloed van een alcoholgehalte vanaf 1,8 promille en snelheidsovertredingen vanaf zeventig kilometer per uur te hard heeft in zoverre een enigermate arbitrair karakter, dat daarvan ook sprake kan zijn vanaf 1,3 onderscheidenlijk 0,8 promille en vijftig kilometer per uur te hard. De belangen van rijbewijshouders blijven gewaarborgd doordat voor inhouding steeds als extra voorwaarde geldt, dat moet kunnen worden gezegd dat ernstig rekening moet worden gehouden met recidivegevaar (HR 3 juni 1997, NJ 1997, 548). Bovendien moet het rijbewijs worden teruggegeven als niet te verwachten is dat een rijontzegging zal worden opgelegd voor een langere periode dan gedurende welke het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden (artikel 164, zesde lid, WVW 1994). Tenslotte kan de rijbewijshouder een klaagschrift indienen bij raadkamer van de rechtbank (artikel 164, achtste lid, WVW 1994).

Jurisprudentie inhouding rijbewijs (mbt toe te passen criterium)

In het arrest waarnaar in deze toelichting wordt verwezen (HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0743; NJ 1997/548), overwoog de Hoge Raad onder meer (rov. 4.4):
“Art. 164, vierde lid, WVW 1994 dient aldus te worden verstaan dat de ambtenaar van het openbaar ministerie bevoegd is om het rijbewijs onder zich te houden, onder meer indien blijkt of een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger was dan 785 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (vergelijkbaar met een bloedalcoholgehalte boven 1,8 promille), tenzij dan, gelet op bijzondere omstandigheden, toch niet gezegd kan worden dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van herhaling, en behoudens het bestaan van klemmende redenen om van die maatregel af te zien.”

 

 

< Terug naar Meer informatie rijden onder invloed
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden