• Eerlijke inschatting
  • Enkel ervaren verkeersstrafrechtadvocaten
  • Snelle werkwijze
  • Voordeligste tarief

Betaling kosten cursus is geen bewijs dat besluit op juiste wijze bekend is gemaakt

De eisen voor een bewezenverklaring in het kader van artikel 9 lid 2 WVW zijn erg hoog. Zelfs als een verdachte uiteindelijk de kosten voor een cursus heeft betaald, levert dat nog geen bewijs op dat de verdachte ook bekend was met de ongeldigverklaring van het rijbewijs, laat staan dat die beslissing van het CBR op de juiste wijze bekend is gemaakt. Dit volgt ook uit een conclusie van de A-G; ECLI:NL:PHR:2024:1240.

Het hof heeft de volgende bewijsoverweging van de rechtbank bevestigd:

“De politierechter is van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft twee keer een bevestiging van betaling van de cursus gekregen, namelijk op 7 juni 2019 en op 6 augustus 2019. Een cursus wordt doorgaans betaald om van het ongeldig verklaarde rijbewijs af te kunnen komen. In een brief van 6 juni 2019 wordt aangegeven dat verdachte zich voor de cursus wilt aanmelden maar dat eerst de kosten voor de cursus betaald moeten worden. Op 18 juli 2019 is een brief verzonden waarin staat dat het rijbewijs ongeldig blijft (vanwege niet meewerken aan de cursus na oproep daarvoor) en op 2 augustus 2019 is een brief verzonden waarin de verdachte weer wordt aangemeld voor de cursus. De verdachte heeft twee keer betaald en hij had daarom redelijkerwijs moeten weten dat dit was om zijn rijbewijs terug te krijgen, zoals in de bijlage bij het besluit ongeldigheid staat vermeld. De politierechter is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.”

2.5Uit de aantekening mondeling arrest in het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 28 november 2022 blijkt dat het hof verder het volgende heeft overwogen:

“Aan de door de politierechter gebezigde bewijsoverweging voegt het hof toe dat met name uit de genoemde ontvangstbevestigingen kosten voor de cursus over verantwoord rijgedrag van 7 juni respectievelijk 6 augustus 2019 blijkt dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs op 28 juli 2019 ongeldig was verklaard.”

2.6De bewezenverklaring is gebaseerd op art. 9 lid 2, eerste volzin, WVW 1994, dat luidt:

“Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, indien aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven, verboden op de weg een motorrijtuig van die categorie of categorieën dan wel gedurende dat gedeelte van de geldigheidsduur te besturen of als bestuurder te doen besturen.”

2.7Over het bewijs van overtreding van art. 9 lid 2 WVW 1994 heeft de Hoge Raad – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:

“Om tot een bewezenverklaring van een op artikel 9 lid 2, eerste volzin, WVW 1994 toegesneden tenlastelegging te kunnen komen, moet uit de bewijsvoering allereerst blijken dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard, het betreffende besluit is bekendgemaakt aan de verdachte en van kracht was doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking (vgl. artikel 3:40 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht respectievelijk artikel 124 lid 3 en 132 lid 4 WVW 1994). Dat aan dit vereiste is voldaan kan bijvoorbeeld blijken uit een mededeling van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) aan de houder van het rijbewijs, waarin het besluit is weergegeven, alsmede een aantekening waaruit blijkt dat, wanneer en hoe verzending van die mededeling aan de houder van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.”1

2.8De steller van het middel voert onder meer aan dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kan volgen dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte aan de verdachte is bekendgemaakt.

2.9Uit de brief van het CBR aan de verdachte van 15 mei 2019 blijkt dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard. In de bijlage van deze brief staat dat de verdachte een nieuw rijbewijs kan krijgen door te betalen voor en deel te nemen aan een cursus over verantwoord rijgedrag. Het hof heeft op basis van de brief van 7 juni 2019, inhoudende een ontvangstbevestiging van de kosten voor de cursus, vastgesteld dat de verdachte voor de cursus heeft betaald. Kennelijk is het hof van oordeel dat uit het feit dat de verdachte voor de cursus heeft betaald, volgt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte op de hoogte is geraakt van het besluit tot ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.

2.10Het hof heeft de hierboven weergegeven brief van het CBR aan de verdachte van 15 mei 2019 voor het bewijs gebruikt. In deze brief is het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte weergegeven. De bewijsmiddelen bevatten echter geen aantekening waaruit blijkt dat, wanneer en op welke wijze die brief daadwerkelijk aan de verdachte is verzonden.2 De enkele omstandigheid dat de verdachte heeft betaald voor een cursus over onverantwoord rijgedrag lijkt mij onvoldoende voor het oordeel dat het besluit tot ongeldigverklaring aan de verdachte is bekendgemaakt. Daaruit volgt immers niet zonder meer dat die cursus gevolgd zou worden juist omdat de verdachte het besluit tot ongeldigverklaring heeft ontvangen. Nu niet blijkt dat het besluit aan de verdachte is bekendgemaakt, betekent dit dat de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend is gemotiveerd.3 Dat maakt dat het restant van het middel niet hoeft te worden besproken. Indien de Hoge Raad daarover anders mocht oordelen, ben ik graag bereid nader te concluderen.”

< Terug naar Meer informatie rijden tijdens ontzegging
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden