• Eerlijke inschatting
  • Enkel ervaren verkeersstrafrechtadvocaten
  • Snelle werkwijze
  • Voordeligste tarief

Dodelijk verkeersongeluk na te hard rijden

Een ongeluk zit in een klein hoekje, maar de kans op een dodelijk verkeersongeluk wordt een stuk groter naarmate er veel harder wordt gereden dan ter plaatse is toegestaan. Dit zagen we in een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, 28 mei 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:2881. De bestuurder in deze zaak had minimaal 132,5 km/u gereden, waar ter plaatse 50 km/u was toegestaan. Vervolgens is hij in aanrijding gekomen met een voetganger.

Aan de orde was de vraag of deze feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte op de dood van het slachtoffer of dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. In dat laatste geval ligt de vraag voor of sprake was van roekeloosheid bij verdachte, dan wel of verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig of onoplettend in het verkeer heeft gedragen.

Geen doodslag

Doodslag, in de zin dat de verdachte opzet had op de dood van de voetganger is niet aangenomen, ook niet in voorwaardelijke zin:

“Met betrekking tot de primair ten laste gelegde doodslag gaat het in de eerste plaats om de vraag of verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer teweeg heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat opzet in onvoorwaardelijke zin niet bewezen kan worden. Daarvoor zou vereist zijn dat verdachte de gevolgen van zijn handelen en daarmee de dood van het slachtoffer daadwerkelijk heeft bedoeld te veroorzaken of als een noodzakelijk gevolg van zijn handelen zou hebben aanvaard. Daarvan is niet gebleken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of dan sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte op de dood van het slachtoffer. Dat kan aanwezig worden geacht als verdachte zich welbewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de dood van een andere verkeersdeelnemer zou veroorzaken. Was verdachte zo duidelijk onverschillig omtrent de afloop van zijn verkeersgedrag, dat hierin een welbewuste aanvaarding van het ontstane gevolg ligt besloten? De rechtbank is van oordeel dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer onvoldoende grond aanwezig is. Meer in het bijzonder kan de rechtbank niet uit de omstandigheid dat verdachte met een zeer veel hogere snelheid reed dan ter plaatse was toegestaan, afleiden dat het hem evident onverschillig was wat daarvan de gevolgen zouden zijn en dat hierin een welbewuste aanvaarding van de dood van het slachtoffer ligt besloten. Aannemelijk is wel dat verdachte, gelet op zijn wijze van rijden, grote risico’s op het veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk heeft genomen en dat hij zich daarvan ook bewust is geweest. Niet aannemelijk is echter dat hij zich een concrete voorstelling heeft gemaakt van de mogelijkheid dat zijn verkeersgedrag de dood van het slachtoffer zou veroorzaken en dat hij desondanks toch volhard heeft in zijn wijze van rijden.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer]. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair aan hem ten laste gelegde feit.”

Roekeloos rijgedrag

Wel vond de rechtbank het rijgedrag van de verdachte roekeloos:

“Met betrekking tot de ten laste gelegde roekeloosheid stelt de rechtbank voorop dat met roekeloosheid wordt gedoeld op de zwaarste vorm van schuld die volgens de wet aanleiding geeft voor strafverhoging. Mede met het oog op het strafverzwarende effect van dit bestanddeel dient de rechter zijn oordeel dat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 te voorzien van een nadere motivering die recht doet aan het bijzondere karakter van roekeloosheid. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm zal immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Dat geldt ook in de gevallen waarin de roekeloosheid in de kern bestaat uit de in artikel 175, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 omschreven gedragingen, nu die gedragingen grond vormen voor een verdere verhoging van het ingevolge het tweede lid van dat artikel voor roekeloosheid geldende strafmaximum. Daarbij verdient opmerking dat roekeloosheid in zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder roekeloos, in de betekenis van onberaden, wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Het gaat dan in het algemeen om gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Roekeloosheid vereist een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid.
De rechtbank stelt op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn personenauto met een snelheid van minimaal 132,5 kilometer per uur heeft gereden terwijl ter plaatse 50 kilometer per uur is toegestaan. Verdachte is met deze snelheid, zonder te remmen of terug te schakelen, een voetgangersoversteekplaats en een vluchtheuvel/middengeleider genaderd op een plek waar de weg zich vernauwt en een flauwe bocht naar rechts maakt en terwijl het donker was. Verder is in het wegdek ter plaatse sprake van spoorvorming en is het wegdek op vele plaatsen gerepareerd. Verdachte heeft verklaard dat hij meer dan bekend was met de situatie ter plaatse. Hij wist dus van deze specifieke omstandigheden ter plaatse. Ook wist verdachte dat het op genoemde locatie, een straat nabij een winkelcentrum met winkels met avondopenstellingen, omstreeks 20.15 uur druk kon zijn en dat hij een plaats naderde waar zich zonder meer veel kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en fietsers, op de weg zouden kunnen bevinden.
De deskundige noemde de snelheid van verdachte op die specifieke locatie “griezelig hard” en hij gaf aan dat je met die snelheid “de grens van het betamelijke bereikt”. Hij gaf tevens aan dat hij tijdens de testritten al zijn vaardigheden en kundigheden moest inzetten om de auto op de weg te houden. Dit terwijl het tijdens de reconstructieritten door de weersomstandigheden op dat moment (regen/vochtig wegdek) niet mogelijk was om snelheden te halen die vergelijkbaar waren met de snelheid van de auto van verdachte kort voor het ongeval, zoals op de camerabeelden is vastgelegd. Voorts gaf de deskundige aan dat een bestuurder met een dergelijke snelheid geen aandacht voor de omgeving kan hebben. Uit de getuigenverklaring van [getuige 10] kan verder nog worden afgeleid dat de dollemansrit van verdachte niet alleen heeft plaatsgehad op [adres 2], de straat waar het ongeval is gebeurd, maar ook reeds enkele minuten daarvoor door verdachte was ingezet door met hoge snelheid en op levensgevaarlijke wijze door andere straten van Eindhoven te rijden, waarbij hij eveneens andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht.
Dit samenstel van gedragingen van verdachte, onder de hierboven omschreven omstandigheden, getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid bij het deelnemen aan het verkeer en het besturen van zijn voertuig. Door onder deze omstandigheden zo te rijden, heeft verdachte bewust de verkeersveiligheid geheel veronachtzaamd en onaanvaardbare risico’s genomen voor andere weggebruikers. Die risico’s hebben zich ook verwezenlijkt doordat hij met hoge snelheid het slachtoffer heeft aangereden, als gevolg waarvan het slachtoffer is komen te overlijden. Een botsing was met deze snelheid onder de gegeven omstandigheden onvermijdelijk. De rechtbank merkt het bewezen verklaarde rijgedrag van verdachte dan ook aan als roekeloos.”

< Terug naar Meer informatie doodslag in het verkeer
< Terug naar Meer informatie verkeersongeval door schuld
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden